De middeleeuwse kerkpatrocinia van Friesland. Een inventaris.
G. Verhoeven (Fryske Akademy, Leeuwarden 1989)
Inleiding
Wat zeggen patrocinia?
Kerkelijk Friesland was in de late middeleeuwen verdeeld in ongeveer 340 parochies. Gezien het feit dat er in het gehele bisdom Utrecht circa 1100 waren moet de dichtheid van kerkdorpen in dit noordelijkste deel van het diocees uitzonderlijk hoog geweest zijn. Een dergelijke versnippering is niet in een keer tot stand gekomen. De kerkelijke indeling die aan de vooravond van de Reformatie bestond was liet resultaat van een eeuwenlange ontwikkeling. De oerparochies die tijdens de kerstening ontstaan waren zijn langzamerhand uiteen gevallen in een veelvoud van kleinere eenheden, die zich vaak op hun beurt ook weer splitsten.
Het traceren van dit versplinteringsproces levert waardevolle bouwstenen op voor onze kennis van de nederzettingsgeschiedenis en het verloop van de christianisering. Het ontstaan van een nieuwe parochie geeft aan dat een woonkern zich religieus, demografisch en economisch ver genoeg ontwikkeld had om rechten te kunnen laten gelden op een eigen kerk. Men moest bereid en in staat zijn voldoende middelen ter beschikking te stellen om een godshuis op te trekken en in stand te houden. Bovendien moest in liet levensonderhoud van een pastoor worden voorzien. De benodigde financiën dienden te worden opgebracht door de parochianen gezamenlijk, zij het dat vaak een persoon of familie het leeuwendeel voor zijn rekening nam. Hiermee verhoogde deze zijn kansen op het verwerven van de eeuwige zaligheid in belangrijke mate, maar ook overwegingen voortvloeiend uit de familietrots kunnen aan een dergelijk initiatief ten grondslag hebben gelegen.
Slechts in enkele gevallen bezitten wij de stichtingsakte van een nieuwe parochie. Doorgaans zullen wij ons echter moeten behelpen met indirecte aanwijzingen omtrent het kerkelijke versplinteringsproces. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor het patrocinia-onderzoek. Wanneer bekend is aan welke heilige een kerk gewijd was kunnen soms interessante gevolgtrekkingen worden gemaakt ten aanzien van de periode waarin de parochie gesticht is, of zelfs aangaande de initiatiefnemers. Dit geldt met name wanneer het niet gaat om heiligen
als bijvoorbeeld Maria of de apostelen. Zij zijn van alle tijden en alle plaatsen.
In ver uiteenliggende eeuwen, in zeer verschillende streken en door uiterst diverse
groepen en personen zijn kerken aan hen gewijd.
Van belang zijn echter vooral de patrocinia die slechts gedurende een beperkte periode of bij bepaalde gemeenschappen of individuen in tel waren. Heiligen die aan dergelijke voorwaarden voldoen zijn grofweg te verdelen in drie groepen. De eerste betreft hen aan wie vooral in de vroege middeleeuwen kerken gewijd werden. Gedacht kan worden aan iemand als sint Vitus, die in het bisdom Utrecht als patroon vrijwel uitsluitend voorkomt in Friesland en het Gooi. Zijn lichaam rustte in de abdij van Korvey aait de Wezer. Dit klooster had veel grondbezit in Friesland. Toen daarop kerken verrezen, wellicht op initiatief van de abdij, werden deze aan sint Virus gewijd. De patronicia in het Gooi gaan terug op de abdij van Elten, die genoemd was naar dezelfde heilige, en in die streek veel land bezat.
Een dergelijk patrocinium geeft aanwijzingen over de tijd van de kerkstichting en over de mogelijke initiatiefnemers. In het geval valt sint Virus zijn weinig misverstanden mogelijk, maar bij een heilige als bijvoorbeeld sint Martinus is de zaak al heel wat gecompliceerder. Hij was weliswaar vooral populair in de vroege middeleeuwen, in het bijzonder bij de Frankische vorsten, maar hij is tevens de patroon valt het bisdom Utrecht. Een aan hem gewijde kerk zal dus in het algemeen wel een zeer oude zijn, maar wat de stichter betreft moet rekening worden gehouden met verschillende mogelijkheden.
Een tweede groep heiligen, later in de mode, betreft hen die door de kruistochten bekend werden in de Westerse Christenheid. Gedacht kan worden aan sint Catharina van Alexandrië, wier lichaam op de berg Sinai begraven zou zijn in het naar haar genoemde klooster.' Een ander was sint Joris, die vooral vereerd werd op Cyprus, een eiland op de route naar het Heilige Land. Voor Friesland uitermate belangrijk gezien liet grote aantal aan hem gewijde kerken was ce cultus valt sint Nicolaas, bisschop van Myra in Klein-Azié. In 1087 werden zijn relikwieén overgebracht naar Bari in Zuid-lialie. Veel kruisvaarders gingen hier scheep naar Palestina, en kwamen zo in contact niet zijn verering, vooral als patroon van zeevarenden. Vanwege de associatie met strijd en verovering, maar ook dankzij film veelal hoge afkomst waren deze heiligen met name geliefd bij de adel.
De derde groep wordt gevormd door typisch laat-middeleeuwse heiligen als de maagden Apollonia, Agatha, Agnes, Barbara en anderen. Ook sint Anna, de moeder valt Maria, en sint Anlonius abt behoren hiertoe. Aangezien de parochieorganisatie zo goed als voltooid was, en een eenmaal gekozen patrocinium niet zo gemakkelijk veranderd werd, zijn aan deze heiligen weinig kerken gewijd. Wel treffen wij hen aan als patronen van altaren en kapellen. Het sint Antoniuspatrocinium komt vooral voor bij gasthuizen, waarvan er juist in de late middeleeuwen veel gesticht werden, en die doorgaans ook een kapel bezaten.
Eerder onderzoek
Er zijn verschillende manieren om patrocinia-onderzoek te bedrijven. De eerste is het verklaren van het patrocinium van een afzonderlijke parochiekerk. Wanneer deze gewijd was aan een minder gangbare heilige kan het boeiend zijn om na te gaan hoe diens verering in de desbetreffende plaats terecht kan zijn gekomen. Zo trachtte Van Buitenen bijvoorbeeld het Salvius-patronicium van Dronrijp te traceren, en onlangs promoveerde Monna op een proefschrift waarin onder meer werd gezocht waarom de kerk van Monster in het Westland was gewijd aan de in deze streken zeer incourante sint Machutus. Een dergelijke speurtocht kan bijzonder interessant zijn, en waardevolle opleveren over bepaalde culturele, religieuze of economische verbindingen tussen soms ver uiteen liggende plaatsen, maar de resultaten blijven toch vaan van lokale betekenis.
Een bredere aanpak is die welke uitgaat van de cultus van een bepaalde heilige. Voor ons land zijn in dit opzicht vooral de studies van H.J. Kok van belang. In zijn dissertatie onderzocht hij de verering van tien heiligen in het middeleeuwse bisdom IJtrecht. Hoewel Muller vele patrocinia had vermeld in zijn uit 1915 daterende studie over de indeling van het bisdom bleek een systematisch onderzoek talloze aanvullingen en verbeteringen op te leveren. Dit kwam ook naar voren in de latere artikelen van Kok over Willibrordus, over de Maaslandse heiligen Servatius, Gertrudis en Lambertus, en in zijn algemene beschouwingen over de bestudering van patrocinia. Het voordeel van deze aanpak is dat er een samenhang aanwezig is. De heilige staat in het middelpunt en de verbreiding van de cultuur kan het Leitmotiv van een interessante studie vormen.
Op de door Kok gelegde fundamenten is door hemzelf noch door anderen voortgebouwd. Op basis valt zijn materiaal zou namelijk een poging kunnen worden gedaan tot een onderzoek op nog grotere schaal, waarbij het traceren van alle patrocinia binnen een bepaalde regio tot doel wordt gesteld. Voor een gebied met de omvang van het bisdom Utrecht is een dergelijke inventaris nog lang niet te verwachten, zeker niet indien naar volledigheid wordt gestreefd. Voor de provincie Zeeland heeft Kok al wel een register vervaardigd, waarin ongeveer tweederde van alle patrocinia bleek te achterhalen. Veel is er met deze lijst echter nog niet gedaan.
In de hierna volgende inventaris wordt van een vergelijkbaar percentage Friese kerken de patroonheilige gegeven. Circa eenderde valt de patrocinia kon nog niet worden teruggevonden. Toch is besloten de lijst hier te publiceren, in de wetenschap dat verschillende onderzoekers de gegevens nu reeds kunnen gebruiken, ondanks de onvolkomenheden die ongetwijfeld aan het licht zullen komen. Zo kan bijvoorbeeld de bestudering van het kerkelijk grondbezit op basis van de pre-kadastrale kaarten, waaraan thans door de Fryske Akademy gewerkt wordt, een stap verder komen als bekend is aan welke heilige de kerken gewijd waren. Ook het onderzoek naar de bezittingen van vorsten, adel, bisschoppen en kloosters in Friesland zal erbij gebaat zijn. Op de resultaten van dergelijke studies zal hier niet worden vooruitgelopen. Hopelijk komt het eens tot een integrale studie over kerkelijk Friesland in de middeleeuwen, waarin zowel patrocinia als patronaatsrechten, zowel geestelijkheid als grondbezit aan de orde zullen komen. Deze inventaris, het produkt van onderzoek door verschillende mensen, biedt daartoe bouwstoffen.
Agatha
Brongerga
Oudega
Alexander
Rinsumageest
Andreas
Doniaga
Hemrik
Sondel
Wijnaldum
Anna
Augsbuurt
Gersloot
Sint Annaparochie
Anthonius
Surhuizum
Augustinus
Augustinusga
Bartholomeus
Sibrandaburen
Westhem
Benedictus
Dantumawoude
Rottum
Bonifatius
Engwier
Kornwerd
Ter Idzard
Catharina
Aalzum
Elsloo
Jislum
Leeuwatrden Hoek
Iions
Teerns
Catharina en Nicolaas
Swichum
Cecilia
lekkum
Oosternijkerk
Christophorus
Broek
Engelum
Ouwster-Nijega
Christophorus en Wiro
Heeg
Chrysanthus
Eesterga
Dionysius
Fochteloo
Nijeberkoop
Slappeterp
Tzum (kleine kerk)
Vinkega
Fabianus en Sebastianus
Warga
Gertrudis
Abbega
Achlum
Akmarijp
Beets
Hindeloopen
Hitzum
Idaard
Lutkewierum
Peins
Workum
Godehardus
Marrum
Hermes
Uitwellingerga
Hippolytus
Olterterp
Jacobus
Siegerswoude
Sint Jacobiparochie
Teroele
Warstiens
Wommels
Johannes
Britswerd
Burgwerd
Duurswold
Hilaard
Hoorn?
Nijehaske
Ruigaliuizen
Sintjohannesga
Sint Johanneswald
Tzum (grote kerk)
West-Terschelling?
Johannes Baptist
Deinum
Eslawald
Exmorra
Hommerts
Huizum
Jutrijp
Oosthem
Oppcnhuizen
Raard
Rotstergaast
Santfirden
Schiermonnikoog
Johannes Evangelist
Morra
Nes (Dongeradeel)
Nijelamer
Tjalhuizen
Joris
Oosterbierum
Lambertus
Arum
Menaldum
Tirns
Laurentius
Donkerbroek
Echten
Folsgare
Harich
Kimswerd
Makkinga
Rauwerd
(Laurentius en?) Martintus
Oosterzee
I.ebuinus
Molkwerum
Leonardus
Oldelamer
Magnus
Hollum
Hoornsterzwaag
Marcus
Oudemirdum
Margaretha
Boxum
Oosterlittens
Terkaple
Maria
Blessum
Boer
Bornwird
Dongjum
Lecuwarden Nijehove
Mantgum
Nijega (Smallingerland)
Schillaard
Schingen
Stavoren
Vrouwenparochie
Maria Magdalena
Oldeouwer
Wolvega
Martinus
Beetgum
Bergum
Bolsward
Boyl
Bozum
Dokkum
Ferwerd
Franeker
Gaaastmeer
Hantum
Hempens
Idsega?
Itens
Kollum
Koudum
Makkum
Minnertsga
Oosterend
Oudega (Gaasterland)
Oudega (Wymbritseradeel)
Roodkerk
Scharnegoutum
Sneek
Strijp?
Tietjerk
Tzummarum
Warns
Westergeest
Wirdum
Witmarsum
IJlst
IJsbrechtum
Martinus (en Laurentius?)
Oosterzeee
Mattheus
Langezwaag
Westermeer
Mauritius
Idsega?
Irnsum
Oldeholtwolde
IJlst?
Michael
Almenum
Berlikum
Nicolaas
Blesdijke
Blija
Deersum
Firdgum
Gauw
Harkema
Herbaijum
Hoorn?
Huins
Hijum
Idsegahuizen
Indijk
Kornjum
Loenga
Midlum
Nijeholtpade
Nijholtwolde
Nijemirdum
Nijetrijne
Nijhuizum
Nijland (Wymbritseradeel)
Offingawier
Oldetrijne
Oosterwierum
Oostrum
Peperga
Piaam
Poppingawier
Rotsterhaule
Schalsum
Sint Nicolaasga
Smallebrugge
Snikzwaag
Sonnega
Wijnjeterp
Nicolaas en Catharina
Swichum
Odulphus
Ypecolsga
Pancratius
Akkerwoude
Oldeboorn
Wolsum
Pancratius en Stephanus
Ferwoude
Paulus
Oudkerk
Petrus
Garijp
Jouswier
Lippenhuizen
I'wijzel
Ureterp
Vijfpoorten
Zuiderdrachten
Pontianus
Marssum
Radboud
Jorwerd
Remigius
Spannum
Salvius
Dronrijp
Sebastianus en Fabianus
Warga
Sixtus
Sexbierum
Stephanus
Oldeholtpade
Stephanus en Pancratius
Ferwoude
Ursula
Oosterwolde
Welsrijp
Victor
Kubaard
Pingjum
Vincentius
Roordahuizen
Vitus
Leeuwarden Oldehove
Oldeberkoop
Stiens
Wetzens
Wijns
Walburg
Drogeham
Ried
Willibrordus
Ried
Goenga
Holwerd
Midsland
West-Vlieland
Wiro en Christophorus
Heeg
|