"Ook kerken zouden zich in moeten zetten voor een waardige herbestemming"
Toen stichting Vom Himmel hoch in 2001 begon aandacht te vragen voor de herbestemmingsproblematiek rond oude kerken kregen we nog vaak als oplossing te horen: Ja, dan moeten de mensen maar weer naar de kerk gaan. Gelukkig is dat nu voorbij en lijkt iedereen zich wel min of meer bewust van het algemene maatschappelijke belang die de gebouwen hebben buiten de kerkelijke organisaties om.
Door Harm Jan Wilbrink
Stichting Vom Himmel hoch heeft er van het begin af aan op gewezen dat met name middeleeuwse kerken van oudsher een bijzondere plek in de toenmalige samenleving innamen. Gewend als we zijn om te denken in termen van de vrije markteconomie vergeten we maar al te snel dat deze nog niet bestond in de tijd dat deze kerken werden gebouwd.
Zoals iedereen weet behoorden in de tijd van voor de Reformatie alle kerken tot een grote organisatie, de rooms-katholieke kerk, die de plaats had weten in te nemen van vele voorchristelijke sacrale heiligdommen. Zij bouwde kerken op de gemeenschappelijke plaatsen die vrijwel alle culturen voor het ontstaan van de moderne westerse samenleving hebben gehad, vergelijkbaar met de pyramides van Egypte, de hunebedden in Drenthe, de beelden op Paaseiland of de offerplaatsen in het oude testament. Kerken die in deze tijd zijn gebouwd zijn daarom monumenten van ons gehele menselijke voorgeslacht.
Bijzondere Middeleeuwen
Kerken in de Middeleeuwen hadden ook een heel andere rol in de samenleving. In plaats van alleen op zondag kon je er terecht voor tal van andere activiteiten en leek een kerk vaak op een dorpshuis, muziekcentrum, ontmoetingsplaats en zelfs schuilplaats tegen overstroming of andere vijanden tegelijk. Kerken waren van iedereen.
Vanwege maatschappelijke ontwikkelingen in de afgelopen eeuwen is het beheer van de gebouwen uiteindelijk in handen genomen van een marktpartij in het tijdperk van de open samenleving. Wie nu een spirituele gemeenschap begint en een gebouw neerzet, zal niet klagen dat zijn gebouw weer wordt afgebroken als hij failiet gaat. Dat zijn de regels van de markt en die zijn te accepteren. Toch moeten we niet vergeten dat oude kerken eens tot het bezit van ons allemaal hebben behoord. Sterker nog: het is maar de vraag of de mensen die de kerk indertijd hebben gebouwd nog wel in de kerk zouden komen als zij nu nog zouden leven, maar dat is uiteraard een hypothetische.
Draagvlak in de samenleving
Momenteel nadert de spanning tussen de noodzaak van beheer van de gebouwen en het draagvlak ervoor in de samenleving tot een problematische situatie. Een kwart van de katholieke kerken zal de komende vier jaar zijn deuren sluiten en bij de Protestantse Kerk Nederland is de situatie, mede vanwege de kerkfusie, eveneens verontrustend.
Dat vanuit de bisdommen wordt gepleit om leegkomende kerken liever af te breken dan te herbestemmen is vanuit hun visie begrijpelijk. In het verleden hebben we gezien dat er in de rest van de samenleving weinig of geen rekening wordt gehouden met de cultuur die rond de oude gebouwen hangt. Men mist gevoel voor sacraliteit in de seculiere samenleving, en hoewel deze observatie volgens mij klopt, hoeven we ons hier niet bij neer te leggen.
Hoewel ik de afgelopen jaren niet meer heb gehoord dat ik weer naar de kerk moest als ik waarde hechtte aan het voortbestaan van de kerkgebouwen, heb ik in het beleid van de in nood verkerende kerken weinig gemerkt dat gezocht wordt naar een waardige herbestemming. En dat is ergens ook logisch. Het doel van de kerkelijke organisaties is de verkondiging van de blijde boodschap en daar moeten ze wat mij betreft ook vooral mee doorgaan. Maar het beheren van cultureel erfgoed is een heel andere taak, die de kerken min of meer is opgedrongen. We kunnen het kortom de kerken niet kwalijk nemen dat zij hun kaarten zetten op het voortbestaan van hun organisatie, desnoods ten koste van de gebouwen. Want het gebeurt steeds vaker dat noodlijdende kerken hun gebouwen verhuren voor feesten en partijen. Omdat je het in je eigen handen wilt houden laat je zelf de sacrale functie los. Het is dan de vraag of een culturele organisatie niet veel beter deze kerkgebouwen ter harte kunnen nemen.
Stilte en spiritualiteit
Zelf zie ik een oplosssing voor het probleem als kerken meer verbindingen aangaan met gelijkgestemden in de samenleving. Andere zoekers naar stilte en spiritualiteit. Want hoewel de ledenaantallen van bestaande kerkelijke organisaties achteruitlopen zien we in de rest van de samenleving juist een enorme groei aan wat ik voor het gemak buitenkerkelijke spiritualiteit noem. Opkomst van oosterse wijsheden, zoals het boeddhisme, geeft aan dat mensen in de moderne samenleving nog steeds veel behoefte hebben aan stilte en bezinning. Als kerken meer hun best deden aansluiting te vinden bij deze andere groepen in de samenleving, dan zouden er minder kerken gesloopt hoeven te worden of worden verkocht als horeca-onderneming. In plaats hiervan gebeurt het tegenwoordig dat kerken worden verlaten onder het beding dat er geen moskee in gevestigd zal worden.
Ik vraag me af of dit ook niet te maken heeft met de reden waarom de christelijke kerken steeds meer in een maatschappelijke buitenspelsituatie dreigen te raken, omdat zij in hun handelen aangeven uiteindelijk het predikaat van enige ware weg niet los te durven laten.
Behalve dat ik hoop dat dat buitenkerkelijken zich meer en meer gaan realiseren dat de oude kerken tot het erfgoed van ons allemaal behoren zal het met name de komende jaren van belang zijn dat ook kerken zich meer bewust worden dat zij ook gedeeltelijk beheerders zijn namens allen. De komende vier jaar lijkt een kwart van de kerken te worden afgeschreven, maar wat gebeurt er daarna? Blijven we eventueel alle kerken afbreken zolang de ontkerkelijking verder doorzet? Een kerkgenootschap die zijn gemeente ziet vergrijzen en inkrimpen zal steun moeten zoeken bij de rest van de samenleving in plaats van door te modderen tot het te laat is.
Harm Jan Wilbrink voorzitter van stichting Vom Himmel hoch en bestuurslid van de Task Force Toekomst Kerkgebouwen.
|