|
Home - Archief - 8 februari 2003, Vorchten |
Archief
8 februari 2003
Dan Sus Dan So in Vorchten
Voor het eerst zag ik de kerk terwijl binnen de lampen brandden en het buiten donker was. Midden in het weiland doemden al in de verte de gotische ramen op. De kerk van Vorchten ligt op een oude verhoging in het landschap. Het zal oorspronkelijk een rivierduin zijn geweest, waar, nog voor er dijken langs de IJssel verschenen, mens en dier droog konden blijven bij hoog water.
Een bordje voor de kerk meldt dat de kerk is gewijd aan Johannes de Doper. Ook meldt het dat de oudste resten van de kerk uit 900 stammen, maar de Monumentenatlas noemt de twaalfde eeuwse toren als oudste deel van de kerk. Ach, op een paar eeuwen hoeven we niet te kijken. En bovendien: het is heel waarschijnlijk dat zich op de plaats van de kerk al heel wat heeft afgespeeld voordat er met steen werd gebouwd. Vaak stond er op de plaats eerder een houten kerk, maar ook in het voor-christelijke tijdperk zal de hoogste plaats in het natte rivierlandschap een functie voor de mensen hebben gehad.
De voorbereidingen voor de avond verlopen soepel, hoewel het opvallend is dat het ensemble Gregoriana om 17.00 uur nog niet aanwezig is. Meestal zijn zij er als eerste om alvast in te zingen en hand en spandiensten te verrichten bij de opstelling in de ruimte. Achteraf blijkt het gezelschap anderhalf uur in de file te hebben gestaan. Ja, dat krijg je als je uit Amsterdam komt, dan sta je zelfs in de file als je naar Vorchten gaat!
De kerk in Vorchten is het moeilijkst te vinden van alle kerken van de serie. Het is ook waarschijnlijk de minst bekende van de route. Gelukkig zijn er toch nog een kleine zestig bezoekers op de avond afgekomen, maar het aantal mensen dat aan de late kant kwam was veel groter dan tijdens eerdere avonden. Volgende maand als we naar Zalk gaan is dat in ieder geval anders. Veel mensen kennen het kerkje dat je aan de rechterkant ziet liggen als je vanuit Zwolle over de IJsselbrug gaat. En, dankzij "kruidendokter" Klazien geniet het dorp zelfs enige landelijke bekendheid.
Het eenvoudige Proper-orgeltje uit 1888 heeft een prachtige klank, zo bewijst Ab Weegenaar . In vier stukken (Bruckner, Bach, Pachelbel en Sorge) belicht hij een breed spectrum van de orgelmuziek door de eeuwen heen, terwijl de stukken toch erg goed bij elkaar en, vooral, bij het orgel passen. Ik herinner me dat Weegenaar al zo enthousiast was toen we de afgelopen zomer het kerkje voor het eerst samen bezochten om de orgels en de akoestiek van de kerken te beluisteren.
Hoewel Gregoriana , om de eerder genoemde grootstedelijke problematiek, nauwelijks de tijd heeft gehad om in te zingen, zingt het gezelschap erg genuanceerd en standvastig. Hun overgave valt hierbij op. Gregoriana zingt enkele regels in neergebogen houding, een variant op de buiging die zij eerder in Diepenveen maakten. De liturgieën stammen uit de "diepe Middeleeuwen" en handelen over de offerbereidheid van Abraham. Door moslims wordt dit herdacht in het Offerfeest, dat dit jaar in de week volgend op het concert plaatsvindt. Gregoriana laat het contrast tussen de hedendaagse westerse wereld en de "dienende" devotie zien: de offerbereidheid van Abraham is als je er goed over nadenkt verre van "cultureel correct". Het is moedig van Gregoriana om in het begin van de 21ste eeuw met een dergelijk verhaal op een dergelijke wijze voor de dag te komen.
Hoewel Paul Czerwinski gedichten in vijf verschillende talen voordraagt vind ik zijn Duitse voordracht altijd de mooiste van de buitenlandse poëzie. De twee gedichten van Rainer Maria Rilke die hij voordraagt brengt hij heel genuanceerd en muzikaal aan het voetlicht. Hij krijgt er de zaal doodstil mee. Dat laatste geldt ook voor de gedichten van Martinus Nijhoff, van wie de overige gedichten zijn die hij voordraagt. Het is te horen dat Nijhoff ook een groot dichter van de Nederlandse kerkmuziek is geweest. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld in de liturgie uit de Nieuwe Psalmberijming. Het bekende gedicht De moeder de vrouw, waarin hij naar Bommel afreist "om de brug te zien", eindigt ook met vrouw die een psalm zingt vanaf een langsvarende boot. Hij herkent er zijn moeder in. "Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren." De liefde van Paul Czerwinski voor het werk van Nijhoff is goed te horen.
Sopraan Mette Rooseboom zingt deze avond uitsluitend werk uit de Renaissance en Barokperiode. Haar kwaliteit om de gehele kerkruimte met haar prachtige stemgeluid in te nemen komt ook deze avond weer aan het licht. Uit de Renaissance stamt het koraal "Wenn wir in höchsten Nöten sein", wat wordt gevolgd door een orgelvariatie van Pachelbel. Voor het overige zingt ze enkele "pittige" en zelfs vaak vrolijke Barokwerken. Hieronder het cadansvolle "Ich will auf den Herren schauen" van Bach (cantate 93) en "The blessed virgins expostulations" van Henry Purcell. Ik vraag me af waarom dit soort muziek vandaag de dag niet meer gemaakt wordt.
Het valt me op dat de muziek van het Anido Guitarduo op een bijzondere manier het hedendaagse met de traditie combineert. Hoewel de opvattingen over "wat kan in de muziek" steeds verder zijn opgerekt, zoekt het gitaarduo deze grenzen eigenlijk nooit helemaal op. En toch maakt het duo onmiskenbaar hedendaagse muziek. De twee werken van Kruisbrink (eveneens uitvoerende) die deze avonden worden uitgevoerd vormen een eenheid in sfeer, wat verwonderlijk is omdat het ene werk nieuw is, terwijl het andere uit 1984 stamt. Het is bijzonder om te zien hoe ze het ingeslagen pad onverstoorbaar blijft bewandelen, tenminste, zo lijkt het mij. Het resulteerde in meer dan 100 composities die op haar naam staan.
De volksmuziek van de Liereleyers , die ook deze avond putten uit de rijke liedboekcultuur van de lage landen, sluit deze avond prachtig aan op de rest van het programma. Zij zijn de vrolijke noot van de avond en brengen even een "ongedwongen sfeer" tussen alle "verstilde cultuur". Het is hierbij natuurlijk wel de kunst om enigszins aan te sluiten bij de sfeer van de rest van het programma en dit voelen zij erg goed aan. Het idee om volksmuziek te combineren met kerkelijke cultuur en klassieke muziek ben ik nog nergens anders tegen gekomen. Ik kan me voorstellen dat mensen die gewend zijn naar alleen klassieke muziek te luisteren een beetje schrikken van de eenvoudige volksliedjes op de "robuuste" doedelzakken en draailieren. Toch vind ik vanavond, meer dan ooit, dat het een goed idee is geweest om de combinatie uit te proberen.
Het geldt voor de hele avond dat de Dan Sus Dan So-avonden in de afgelopen winter een evolutie hebben doorgemaakt. Dit is ook niet verwonderlijk omdat er, zoals gezegd, met een heel nieuw concept is gewerkt, waarvan in de praktijk weinig voorbeelden te vinden waren. Uiteindelijk is op deze avond voor mij op de meest heldere manier het bewijs geleverd dat het concept werkt. De uitvoerenden van de Dan Sus Dan So-avonden komt hiervoor alle eer toe.
Zwolle, 10 februari 2003
Harm Jan Wilbrink
|
|
|