|
Home - Muzische Meditaties - 25 juni 2004, teksten |
Muzische Meditaties
25 juni 2004
De acht verzen over het transformeren van de geest (Geshe Langri Thangpa)
Moge ik, vastbesloten om het hoogste doel te bereiken
ter wille van het welzijn van alle levende wezens,
dat zelfs het wensen vervullende juweel overtreft,
hen te allen tijde liefhebben.
Moge ik, in mijn relatie tot wie dan ook,
mijzelf ondergeschikt maken,
en vanuit het diepst van mijn hart
vol respect de ander boven mij stellen.
Moge ik, bij al mijn daden, mijn geest diepgaand onderzoeken,
en moge ik, zodra er mentale en emotionele kwellingen ontstaan
-die mijzelf en anderen in gevaar brengen-
deze met al mijn kracht tegemoettreden en afwenden.
Wanneer ik wezens zie met een onaangenaam karakter,
onder druk van sterke negativiteit en groot lijden,
mogen zij mij dierbaar zijn -want zij zijn zo zeldzaam-
alsof ik een kostbare schat heb gevonden!
Wanneer anderen, gedreven door jaloezie
mij misbruiken, belasteren en minachten,
moge ik dan die nederlaag op mij nemen
en hun de overwinning laten.
Wanneer iemand die ik geholpen heb
of op wie ik mijn hoop heb gevestigd,
mij op uiterst pijnlijke wijze behandelt,
moge ik hem dan nog steeds beschouwen als mijn kostbare leraar.
Samengevat, moge ik heil en vreugde brengen
aan al mijn moeders, zowel direct als indirect,
moge ik kalm alle letsel en alle pijn
van mijn moeders op mij nemen.
Moge dit alles onbezoedeld blijven
door de smetten van de acht wereldse zorgen;
en moge ik, in het besef dat alles illusie is,
zonder mij vast te klampen, bevrijd worden van mijn boeien.
Jezus en de wet (Mattheus 5: 38-48)
Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Oog om oog en tand om tand. Maar Ik zeg u, de boze niet te weerstaan, doch wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe; en wil iemand met u rechten en uw hemd nemen, laat hem ook uw mantel; en zal iemand u voor één mijl pressen, ga er twee met hem. Geef hem, die van u vraagt, en wijs hem niet af, die van u lenen wil.
Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijand zult gij haten. Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader, die in de hemelen is; want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat voor loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? En indien gij alleen uw broeders groet, waarin doet gij meer dan het gewone? Doen ook de heidenen niet hetzelfde?
Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is.
Bron: Nederlands Bijbel Genootschap, 1951
|
|
|