Nieuws
19 mei 2006
Slopen? Een lege kerk is een weldaad!
Sloop Fellenoordkerk in Woensel. Foto: Willy van Oers
Sinds haar oprichting heeft Vom Himmel hoch gepleit voor een respectvolle herbestemming van oude kerken. Hoewel de ontkerkelijking onverminderd voortduurt hoeft dit volgens de stichting geen reden te zijn om oude kerken als waardeloos van de hand te doen. Ze kunnen nog steeds nut hebben in een seculiere samenleving. Helaas werken kerkelijke organisaties niet altijd enthousiast mee aan het zoeken naar een goede herbestemming. De rooms-katholieke kerk kiest er zelfs voor om kerken die ze verlaat af te breken en dit is schrikbarend als je beseft dat voor het jaar 2010 een kwart van alle katholieke kerken de deuren zal sluiten. De schrik voor herbestemming is begrijpelijk, omdat de seculiere samenleving niet altijd even respectvol met de gebouwen omgaat. Daarom bepleit stichting Vom Himmel hoch sinds jaar en dag voor een derde weg: een waardige herbestemming, waarbij de bestaande sfeer zoveel mogelijk intact blijft. Kerken als oases van rust in de haastige samenleving, monumenten van ons eigen voorgeslacht. Momenteel lijkt deze gedachte meer en meer te postvatten. In Trouw verscheen onlangs een opiniebijdrage van architect Leo Q. Onderwater:
Velen zijn zich daarvan nu nog onvoldoende bewust, maar we krijgen wellicht op korte termijn al berouw dat zoveel spirituele kerkarchitectuur zo snel onder de slopershamer is verdwenen.
Trouw, Podium woensdag 3 mei 2006
Het is doodzonde om leegstaande kerken te slopen. We moeten ze koesteren als plekken van verstilling, zoals de Italianen en Spanjaarden doen.
Door Leo Q Onderwater
Een kwart van de 1800 rooms-katholieke kerkgebouwen in Nederland zal tot 2010 vanwege teruglopend kerkbezoek en te hoge onderhoudskosten moeten verdwijnen. Die conclusie heeft de Nederlandse Kerkprovincie in 2005 reeds getrokken na uitvoerig onderzoek. Maar ook enkele honderden protestantse Godshuizen zullen de komende tien jaar, mede vanwege het fusieproces van Protestantse Kerken Nederland, niet aan de slopershamer ontkomen.
In de bouwstijlen, die zich in de loop der tijd hebben voorgedaan, zijn kerkgebouwen gerealiseerd. Daarbij behoeft niet slechts aan vroeg-christelijke, Romaanse, gotische, barokke, alsook in de neostijlen van de negentiende eeuw te worden gedacht. Ook alle architectuurstromingen van de afgelopen eeuw, zoals de Bossche, Delftse en Amsterdamse School, het structuralisme, het rationalisme en zelfs het vroeg een laat modernisme zijn in de kerkarchitectuur goed vertegenwoordigd. Kerkgebouwen verwijzen derhalve niet alleen naar de geschiedenis van het christelijke gedachtegoed: ze vertegenwoordigen bij uitstek de stromingen van de architectuurgeschiedenis een de culturele ontwikkelingen die zich in Noordwest-Europa hebben voorgedaan.
De vraag in alle redelijkheid is of het bij een vergaande secularisatie met als gevolg een terugloop van het kerkbezoek- ook tot een massale sloop van Godshuizen moet komen. De rooms-katholieke kerkprovincie stelt zich op het standpunt dat, ter voorkoming van de ontheiliging van Godshuizen, die niet moet worden herbestemd maar gesloopt. Men is erop beducht dat kerkgebouwen wellicht niet nu maar dan toch op termijn zullen worden gebruikt als discotheek, casino, fitnesscentrum of een supermarkt. Dat zijn bestemmingen die de sacrale sfeer van het kerkgebouw inderdaad schaden. Er zijn echter ook bestemmingen die wel goed samengaan met het spirituele karakter van het kerkgebouw. Daarbij kan gedacht worden aan een relatief stille activiteit als (de leesruimte van) een bibliotheek, een concertzaal, een conferentiecentrum of een museale functie.
Maar waarom kan het kerkgebouw als een plek van verstilling, alsmede een verwijzing naar de ontwikkeling van de architectuurgeschiedenis, niet zonder meer blijven bestaan? Waarom moet alles, ook een openbaar gebouw als een kerk, worden vertaald in economisch rendement? Door de eeuwen heen zijn het kerkgebouw, met zijn niet alledaagse beleving van de binnenruimte, en de natuur, in al zijn gedaanten, de meest gewenste omgevingen geweest wanneer de dagelijkse beslommeringen de mens te machtig werden. Net zoals in het museum en de concertzaal wordt de naar zingeving zoekende mens ook in kerkinterieurs boven zijn deprimerende gedachten uitgetild. Waarom is er nog wel veel respect en belangstelling voor de religieuze klassieke muziek, met name tijdens de Passietijd, ook door agnosten en atheïsten, maar niet voor religieuze architectuur?
Het kerkgebouw kan letterlijk als een monument ofwel een lieu de mémoire worden opgevat. Het gebouw staat er als een metafoor voor de opslag van het collectieve geheugen. Het is de plek ter herinnering, waar je samen met anderen ook alle overledenen- de liturgie kunt vieren; als een eerbetoon aan de Heilige Geheimen van de dood en voor ongelovigen- de verrijzenis. Door het heilige graf werd het kerkgebouw een geheiligd gebouw en derhalve de uitgelezen plek voor de doden, die er eeuwenlang werden begraven.
Het is niet eens zo zeer heet gebrek aan kennis van de culturele geschiedenis, maar veeleer de enorme minachting voor het culturele erfgoed, die tot ergernis leidt. Vraag de gemiddelde passant op straat naar de betekenis van kerst- en het paasfeest en je krijgt de meest onzinnige antwoorden. Waar de beelden, symbolen en rituelen van de katholieke kerk voor staan, vraagt nagenoeg niemand zich meer af. Toch blijkt de beleving van de innerlijke ruimte van een kerkgebouw nog steeds velen, ook niet-gelovigen, te dwingen tot reflectie dan wel vragen op te roepen over de zin van het menselijke bestaan.
In vele stadjes en dorpen in de mediterrane landen is het onbestaanbaar dat het kerkgebouw met zijn geprononceerde campanilee als landmark geen deel meer uitmaakt van het dorps- of stadssilhouet. Ofschoon ook daar het kerkbezoek sterk is teruggelopen, wordt er alles aan gedaan om het kerkgebouw als de fysieke entiteit van de plek ter herinnering in stand te houden. Italianen en Spanjaarden zijn zich meer bewust van hun culturele geschiedenis en bereid daarvoor (financieel) offer te brengen.
Er moet van overheidswege beleid worden ontwikkeld om meer kerkelijke architectuur te behouden. Want het gaat niet alleen om die spaarzame Romaanse of gotische kerk, maar vooral om de jongere kerkgebouwen, die achteloos bij de meestvaalt van de architectuurgeschiedenis worden gezet. Kerkgebouwen maken net zoals paleizen, kastelen, bruggen, stadhuizen, oorlogsmonumenten en standbeelden deel uit van de culturele geschiedenis. Een samenleving zonder tastbare geschiedenis, ook die van de kerkarchitectuur, is een samenleving zonder identiteit. Architectuur als de moeder aller kunsten is immers de enige constante in de tijd.
Kerken met hun smalle en ranke torens vormen een punt voor de wijk, de stad of het dorp. De karakteristieke buitenruimten, zoals kerkhoven en kerkpleinen, vervullen nog steeds een sociale functie, met name in dorpen en kleinere steden; ook al heeft het kerkgebouw zijn religieuze functie verloren.
Velen zijn zich daarvan nu nog onvoldoende bewust, maar we krijgen wellicht op korte termijn al berouw dat zoveel spirituele kerkarchitectuur zo snel onder de slopershamer is verdwenen. Laat daarom het kerkgebouw een blijvende plek van spirituele oriëntatie zijn, alsook een tastbare herinnering aan onze geschiedenis.
Leo Q. Onderwater is architect.
|